Bepaalde bedrijven (zoals olieterminals, chemiebedrijven, afvalbedrijven) stoten zogenoemde ‘zeer zorgwekkende stoffen’ (ZZS) uit, die gevaarlijk zijn voor mens en milieu. Het RIVM houdt hiervan een lijst bij, die momenteel ruim 1.600 zeer zorgwekkende stoffen en circa 350 potentieel zorgwekkende stoffen telt.
Sinds 2016 moeten bedrijven iedere vijf jaar een rapportage indienen, waarin zij een compleet overzicht geven van ZZS die zij ondanks beperkende maatregelen uitstoten. Op 1 januari 2021 moesten alle bedrijven in Nederland aan deze informatieplicht hebben voldaan. Bedrijven dienen altijd de best beschikbare technieken in te zetten om te voorkomen dat deze stoffen in het milieu terechtkomen. Verder moeten ze die waar mogelijk vervangen door andere, minder schadelijke stoffen.
De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied voert in opdracht van de provincies Noord-Holland, Flevoland en Utrecht een inventarisatie uit naar zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). Bedrijven moeten aangeven of zij ZZS uitstoten naar lucht en water, en welke stoffen dat precies zijn.
Het doel hiervan is een volledig en actueel inzicht in het gebruik en de emissies van (potentiële) ZZS bij de provinciale bedrijven. Dit is nodig om alle relevante zeer zorgwekkende stoffen in beeld te krijgen en te bepalen of er humane risico’s zijn. Met dit verkregen actuele beeld kunnen wij bedrijven gerichter aanspreken op hun wettelijke verplichtingen en kunnen wij hun vergunningen op dit aspect risico-gestuurd actualiseren.
Bedrijven zijn verplicht emissies van zeer zorgwekkende stoffen naar de lucht (en het riool) zoveel mogelijk te voorkomen en indien dat niet mogelijk is, tot een minimum te beperken. Dit kan bijvoorbeeld door ZZS te vervangen door minder schadelijke stoffen, productieprocessen aan te passen of nieuwe (innovatieve) technieken toe te passen. De OD NZKG ziet erop toe dat mens en/of ecosysteem geen onacceptabele nadelige effecten ondervinden door de concentratie van een stof. Dit doen wij door de ZZS-inventarisatie en de invulling van de ZZS-minimalisatieverplichting kritisch te beoordelen, de wettelijke regels te handhaven en de vergunningen zo nodig aan te scherpen. Zo zorgen wij voor een veilige en leefbare omgeving.
31 december 2020 was de deadline voor het indienen van de gegevens. Van alle niet-afvalbedrijven hebben we informatie ontvangen. Wij beoordelen of dit volledig en correct is en of onze bevindingen eventuele consequenties hebben voor de omgevingsvergunningen van de bedrijven.
Volgens planning ontvangen deze bedrijven in het eerste kwartaal van 2021 een beoordelingsbrief.
ZZS worden in veel producten gebruikt en komen dus ook in veel afvalstoffen voor. Tijdens de verwerking en opslag van afvalstoffen kunnen ZZS naar de lucht worden geëmitteerd of via het afvalwater worden geloosd. Het beleidsuitgangspunt voor ZZS is dat deze uit de leefomgeving geweerd moeten worden. Ook wanneer uit afval nieuwe producten worden gemaakt, moet blootstelling aan die gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk worden voorkomen. Kennis van de aanwezigheid van ZZS in afval is van belang voor de verwerking van dit afval.
Om de aanwezigheid van ZZS in afval in kaart te brengen, is een ZZS-inventarisatie van afvalverwerkers nodig. Dit is een uitdaging voor zowel de bedrijven als voor het bevoegd gezag. Hiervoor is een aanpak ontwikkeld die is vastgelegd in de Handreiking verzoek informatie over ZZS afvalbedrijven. Deze aanpak houdt in dat afvalbedrijven gefaseerd informatie mogen aanleveren:
Om de kortetermijndoelen van de inventarisatie tijdig te behalen, heeft OD NZKG hulpmiddelen ontwikkeld:
Naast deze hulpmiddelen stellen wij ook de door OD ZHZ en DCMR ontwikkelde rekenhulp voor diffuse stofemissies bij op- en overslag van afvalstoffen met bijbehorende handleiding beschikbaar. (zie hiervoor het tabblad “‘Diffuse stofemissies rekentool’ in de ZZS Tool, die u kunt aanvragen via ons Contactformulier)
Hiermee beogen wij de inventarisatie te versnellen en daarmee onze doelstelling te behalen. Een terugkoppeling over de fase 1-informatie kunnen de afvalbedrijven uiterlijk in het tweede kwartaal verwachten.
Voor de langere termijndoelen wordt in 2021-22 landelijk beleid ontwikkeld.